In 2001 verscheen er een artikel in een historisch boek over Garderen (“Baken in het groen”). Het artikel van Dick Veldhuizen beschrijft een monument dat was opgericht ter herinnering aan de Serviërs die daar in 1919 werden begraven. Het beschrijft in korte vorm hoe ze daar zijn gekomen, waarom ze zijn gestorven en hoe de overblijfselen werden getransporteerd naar Tsjechoslowakije in 1938.

Vanaf 2006 is het originele monument in Garderen, met de namen van de 29 Servische soldaten uit de Eerste Wereldoorlog , die zijn “gestorven voor Serbie” gerestaureerd. In de jaren daarop zijn namen van andere slachtoffers eraan toegevoegd, zoals 14 die in Enschede en Usselo zijn gestorven en begraven zijn in Lonneker en voor de Serviërs die zijn gestorven en begraven in Nijmegen.

In 2011 verscheen een ander artikel van Nel van As (“De dood in de barak”) met meer details over de Servische slachtoffers in Enschede en Garderen.

Vanuit deze bronnen en met hulp van de betrokkenen bij deze eerdere publicaties zijn wij begonnen met ons onderzoek. Veel informatie was beschikbaar in krantenartikelen uit 1917-1919 en 1938, die online beschikbaar zijn bij de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en het Regionaal archief in Nijmegen. Uit de artikelen is op te maken dat in 1938 in totaal 89 kisten zouden zijn opgegraven, in Nijmegen zijn gegroepeerd en vandaar uit getransporteerd naar Duitsland. De opgravingen vonden plaats in Barneveld (Garderen: 30), Nijmegen(21), Lonneker (Enschede: 17), Dordrecht (15), Hengelo (3), Rotterdam (1), Borger (1) en Amersfoort (1).

Met deze informatie konden we systematisch gaan zoeken in de archieven van genoemde plaatsen en vonden we officiële overlijdensakten in: Apeldoorn (29, inclusief een duplicaat-akte voor Dragan Dimitrijević), Nijmegen (21), Dordrecht (15), Lonneker (Usselo: 10), Enschede (7), Hengelo (3), Rotterdam (2), Borger (2), en Amersfoort (1). Dit betekende dat we in Enschede drie namen meer vonden dan op het monument staan. In Rotterdam en Borger vonden we respectievelijk steeds één slachtoffer meer dan die was opgegraven in 1938.

Een ander artikel uit 1918 leidde ons naar een overlijdensakte van een “onbekend manspersoon vermoedelijk van Servische afkomst” in Beerta waarmee het totaal aantal Servische WW soldaten die in Nederland zijn gestorven tussen 1917 en 1919 op 91 komt.

Hoewel in 1938 in diverse krantenartikelen stond dat de stoffelijke resten van de Servische soldaten uit WWI naar “Joegoslavië” zouden worden gerepatrieerd, hebben de officiële documenten uit die tijd het over “Tsjechoslowakije” als eindbestemming.

Omdat Nederlandse bronnen (waaronder het Nationaal Archief) geen uitsluitsel gaven over de aantallen en de bestemming, bracht het onderzoek ons naar Belgrado, naar het Archief van Joegoslavië, waar we diverse dossiers hebben bekeken uit 1920-1940 van diverse ministeries van het Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen en het Koninkrijk Joegoslavië: Buitenlandse Zaken, Justitie (verantwoordelijk voor oorlogsgraven), Geloofszaken en de Gezantschappen in Brussel en Parijs.

In deze archieven troffen we twee belangrijke dossiers aan: de briefwisseling uit 1937 (in Brussel en Parijs) over de opgravingen en de toelichting bij de ontwerpbegroting 1940/41 over oorlogsgraven (Justitie). Later vonden we de opgravingsrapporten in het Archief van Servië in Belgrado. Hierdoor konden we vaststellen dat 88 van de 91 in Nederland overleden Servische soldaten hun laatste rustplaats vonden in een mausoleum in Jindřichovice.