Op 28 juli 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit nadat een maand eerder Gavrilo Princip, een Bosnisch-Servische nationalist, aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk vermoordde in Sarajevo. De Eerste Wereldoorlog duurde tot 11 november 1918.

Nederland was neutraal tijdens deze Grote Oorlog, maar werd door vijfde conventie van Den Haag, getekend op de tweede vredesconferentie in 1907 te Den Haag, toneel van het uitwisselen van krijsgevangenen. Al tijdens de oorlog werd er voedsel, onderdak en relatieve vrijheid geboden aan soldaten van de strijdende partijen die het neutrale Nederland wisten te bereiken.

Op 2 juli 1917 was er een akkoord tussen Duitsland en Engeland om 17.000 krijgsgevangen in Nederland op te nemen. Zodoende waren er al tijdens de oorlog duizenden vluchtelingen en krijgsgevangen op Nederlands grondgebied.

Deze krijgsgevangenen en burgers werden gehuisvest in verschillende kampen over het gehele land. Na de oorlog, die op 11 november 1918 eindigde, werd de haven van Rotterdam (maar ook andere havens) gebruikt om deze krijgsgevangenen te repatriëren. Volgens krantenberichten uit januari 1919 waren er sinds midden-november 222.347 krijgsgevangenen Nederland binnengekomen, waarvan er 202.250 ons land weer hadden verlaten. Onder hen waren er 4316 Serviërs, waarvan er 1160 via Enschede het land binnen waren gekomen. Deze Serviërs hadden samen met de geallieerden gevochten en zouden nu via Nederland terugkeren naar hun vaderland. Tot 15 januari 1919 hadden 130 Serviërs op die manier Nederland weer verlaten.

In Januari 1919 brak de Spaanse griep echter uit en deze groep Servische krijgsgevangenen, die nog uit 4186 manen bestond die al extra verzwakt waren door meer dan vier jaar mobilisatie en oorlog, werd dan ook niet gespaard. Voor de Eerste Wereldoorlog hadden de Serviërs al twee Balkanoorlogen achter de rug. Tussen 11 januari en 7 februari 1919, dus in vier weken tijd, overleden 86 Servische soldaten in Nederland – niet door oorlog maar door de Spaanse griep. De 5 andere Serviërs overleden al vóór Januari 1919 door verschillende oorzaken.

Alle Servische soldaten werden in Nederland begraven, namelijk in Barneveld (Garderen 29), Nijmegen (21), Lonneker (Enschede: 17), Dordrecht (15), Hengelo (3), Rotterdam (2), Borger (2) Amersfoort (1) en Nieuw-Beerta (1)). Vanaf de twintiger jaren begon het (toenmalige) “Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen” zijn oorlogsgraven te concentreren op plaatsen waar veel Serviërs overleden, zoals bijvoorbeeld Zeitenlik en Vido in Griekenland of Olomouc en Jindřichovice (de plaats van het Oostenrijkse concentratiekamp Heinrichsgrün) in de republiek Tsjechoslowakije.

Zo werden er ook plannen gemaakt om de overblijfselen van de Serviërs die in Nederland overleden waren te concentreren. In overeenstemming met de Nederlandse wet moest er iets worden gedaan om ervoor te zorgen dat de graven niet werden geruimd: een graf mag worden geruimd als er binnen de wettelijke termijn van 10 jaar zich niemand meldt om het graf te claimen.

Daarom werd via het Consulaat-Generaal van het Joegoslavisch Koninkrijk te Rotterdam contact gemaakt met de Nederlandse autoriteiten in de jaren 30 om de graven op te graven en te transporteren naar het Servische Ereveld in Thiais bij Parijs. Het Consulaat-Generaal nam contact op met de gemeenten waar de Serviërs begraven waren om de opgravingen te organiseren en ook met de Joegoslavische Legaties in Brussel en Parijs om het transport over het spoor via Roosendaal in goede banen te leiden.

In november 1937 werd duidelijk dat er in Thiais onvoldoende ruimte was, waarop werd besloten de overblijfselen over te brengen naar het Servische mausoleum in Jindřichovice, in Tsjechoslowakije. Twee inspecteurs werden vanuit Joegoslavië naar Nederland gestuurd om dit te coördineren. Begin mei 1938 werden 88 lichamen opgegraven en naar Nijmegen getransporteerd, waar ze werden herkist in loden knekelkisten.

Het transport naar Duitsland vertrok in de morgen van 18 mei 1938 vanaf de begraafplaats Rustoord te Nijmegen. Op de Nederlands-Duitse grens bij Wyler/Kraneburg werden de 88 kisten overgedragen aan de Duitsers, die ze met militaire eer ontvingen. Vandaar uit ging het transport verder naar het mausoleum, waar 88 van de 91 in Nederland overleden Servische soldaten hun laatste rustplaats vonden.

Van de 4 graven die niet in 1938 zijn geruimd is alleen bekend dat het graf in Nieuw-Beerta nog moet bestaan. Eén graf in Rotterdam is waarschijnlijk voor 1938 geruimd en zoiets dergelijks lijkt ook gebeurd te zijn in Borger.